In Wallonië volgt slechts 34% van de leerlingen in het secundair onderwijs lessen Nederlands. 64% van hen geeft de voorkeur aan het Engels. Dit bericht heeft in Vlaanderen voor opschudding gezorgd, hoewel het helaas niet om een recent verschijnsel gaat. Dit betreurenswaardige feit verdient echter een nadere beschouwing.

Overheersing van het Engels

De situatie is bekend: in de Franstalige scholen is het systeem van taalonderwijs verschillend in Wallonië en Brussel. Terwijl in het Brusselse Gewest het leren van het Nederlands verplicht is, wordt het Nederlands in het Waalse Gewest beschouwd als een moderne taal, naast het Engels, Duits en zelfs Spaans. Het gevolg is dat een steeds grotere meerderheid van de leerlingen de andere grote landstaal inruilt voor het Engels, dat profiteert van de alomtegenwoordigheid ervan in de digitale wereld en in de populaire cultuur, en van de internationale uitstraling die de taal daardoor krijgt. Een tiener in Namen of La Louvière komt niet alleen vaker in contact met het Engels dan met het Nederlands, maar deze contacten hebben ook vaak een positieve connotatie, of het nu gaat om muziek of digitale applicaties.

Imago van het Nederlands

Jammer genoeg geniet het Nederlands bij jonge Walen niet dezelfde uitstraling als het Engels. Afgezien van enkele verblijven aan de kust, waar zij zich minder welkom voelen dan vroeger, blijft het Nederlands voor vele jonge Walen een verre realiteit, een taal waarvan zij het directe nut niet inzien. Het feit dat het een belangrijke troef op de arbeidsmarkt is, maakt nauwelijks indruk op een 12-jarige die gevraagd wordt een taal te kiezen om te leren.

Daar komen nog andere factoren bij die niet echt bijdragen tot het aantrekkelijk maken van het Nederlands, zoals bepaalde schoolboeken die als saai worden ervaren. Er was een tijd dat de Nederlandse schoolboeken hele bladzijden aan de Deltawerken wijdden, alsof deze Nederlandse werkelijkheid, die nog verder weg is dan de torens van Brugge en Gent, ook maar de geringste belangstelling zou wekken bij een tiener uit Andenne of Hoei.

Ten slotte valt het ook te betreuren dat het Nederlands in de Franstalige media vaak in verband wordt gebracht met negatieve contexten, zoals communautaire spanningen. Het feit dat 40% van de Vlamingen op openlijk nationalistische partijen stemt, draagt ook niet bij tot een goed imago van de Nederlandse taal en cultuur in Wallonië. Wat heeft het voor zin de taal te leren van een gemeenschap die bereid is België te verlaten en de Walen aan hun lot over te laten? Het is te hopen dat nieuwe elementen, zoals het initiatief van de RTBF om Nederlandstalige sprekers te ondertitelen in plaats van ze te voorzien van een voice-over, of de solidariteitsbeweging die in Vlaanderen is ontstaan naar aanleiding van de recente overstromingen (en die breed aan bod is gekomen in de media), zullen helpen om dit beeld om te buigen.

Politieke wil

De status van het Nederlands in het onderwijs in Wallonië wordt steeds meer betwist. Er gaan steeds meer stemmen op om het leren van Nederlands verplicht te stellen. Is het niet lachwekkend om Franstalige politici in de Vlaamse media te zien verschijnen met een driekleurige speldje of masker, maar niet in staat zijn om zich uit te drukken in de taal van de meerderheid van de Belgen? Helaas heeft deze reeds lang bestaande eis het moeilijk om door te dringen tot de politieke wereld. De huidige regering van de Franse Gemeenschap beperkt haar ambitie tot "een breed publiek debat over de mogelijkheid om te kiezen voor een van de andere landstalen (Nederlands of Duits)" (Beleidsverklaring Wallonië-Brussel 2019-2024, p. 6). Als het gaat om politiek wil, kan het alvast beter.

Achter dit gebrek aan ambitie gaat echter een veel alledaagser realiteit schuil: het gebrek aan leerkrachten met de nodige kwalificaties. In Franstalig België worden aan een jong afgestudeerde die de Nederlandse taal mag onderwijzen, tal van andere carrièremogelijkheden dan het onderwijs geboden. Voor veel afgestudeerde taal- en letterkundigen is lesgeven slechts één van de vele carrièremogelijkheden, en niet eens de eerste. Om dit gebrek aan leraren te verhelpen, wordt al geruime tijd gesproken over een samenwerkingsakkoord met de Vlaamse Gemeenschap, die de uitwisseling van taalleraren tussen de twee gemeenschappen mogelijk zou maken. Deze samenwerkingsakkoord blijft echter uit, o.m. door een gebrek aan belangstelling van de kant van de Vlaamse Gemeenschap.

Bewustwording

Dit betekent niet dat er in Franstalig België geen belangstelling is om het Nederlands te leren. Integendeel, er is een reëel besef van het belang van een voldoende beheersing van het Nederlands, zoals blijkt uit de verzoeken om het verplicht te stellen. In Brussel kiezen veel Franstalige ouders ervoor om hun kinderen in het Vlaamse onderwijs in te schrijven. In Brussel, net als in Wallonië, is het immersie-onderwijs een succes, ook al wordt het nog steeds gevolgd door een minderheid van de leerlingen, meestal uit bevoorrechte milieus. En enkele Waalse ouders kiezen er zelfs voor om hun kinderen in Vlaamse internaten in te schrijven. Het gebrek aan moed van de Franstalige politici om het leren van ten minste één van de andere twee landstalen op te leggen, is des te betreurenswaardiger.

En in Vlaanderen?

Terwijl de situatie van het onderwijs in de andere nationale taal in Wallonië catastrofaal is, is de situatie in Vlaanderen niet minder zorgwekkend. Het aantal studenten in taalrichtingen in het hoger onderwijs daalt zodanig dat het binnenkort moeilijk zal zijn om voor alle moderne talen gekwalificeerde docenten te vinden. Helaas is de situatie voor het Frans nog erger: voor de Vlaamse Gemeenschap wordt de aanwerving van gekwalificeerde leraren voor het onderwijs van het Frans eveneens problematisch, in die mate zelfs dat de VDAB nu officieel van oordeel is dat leerkracht Frans een knelpuntberoep is. De kennis van de tweede landstaal in Vlaanderen is in vrije val, ook al is ze, net als voor jonge Franstaligen, een belangrijke troef op de arbeidsmarkt. Het voordeel dat tweetaligheid de Vlamingen lange tijd op de arbeidsmarkt heeft opgeleverd, dreigt dus voor de volgende generatie verloren te gaan. Om nog maar te zwijgen van de onmiskenbare culturele verarming dat dit voor Vlaanderen zou betekenen als de taal die zo belangrijk is geweest in haar eigen geschiedenis steeds minder beheerst wordt.

Samen komen we verder

Er is niet veel voor nodig om te zien waar de huidige ontwikkelingen zouden kunnen toe leiden: een land waarin men, om elkaar te begrijpen, een omweg zal moeten maken via een vreemde taal, het Engels. Sommigen, zoals de eminente professor Philippe Van Parijs, zien deze ontwikkeling als een goede zaak. Zij verliezen echter uit het oog dat Engels noch voor Vlamingen noch voor Walen een moedertaal is. De veralgemening van het gebruik ervan zal vooral leiden tot een verarming van de uitwisselingen en het denken voor alle gemeenschappen in het land. Alleen een elite die de middelen heeft gehad om zich deze taal als moedertaal toe te eigenen, zou baat hebben bij deze situatie, die dus zeer asociaal zou zijn. De omleiding via het Engels is een lapmiddel, maar geen geldige oplossing op lange termijn voor wie wil investeren in de toekomst van België.

De echte weg vooruit is het aanmoedigen van het leren van de tweede nationale taal, zowel in het Noorden als in het Zuiden, zonder de derde taal te verwaarlozen (vooral in de regio's dicht bij Duitsland en Luxemburg). Dit vereist niet alleen een structureel systeem van uitwisseling van leerkrachten Frans en Nederlands tussen de twee grote gemeenschappen van het land, maar ook de bevordering van de taal en de cultuur van de andere bij de jongeren. Zowel de media als de politici hebben hier een essentiële rol te spelen. Een arrogant, egoïstisch en racistisch Vlaanderen de schuld geven van alle Waalse problemen in de Franstalige media draagt hier niet aan bij. Ook het afschilderen van Walen in de Vlaamse media als luie profiteurs van een Vlaanderen dat als melkkoe wordt gezien, ook niet. De oplossing ligt in de werkelijke waardering van de andere gemeenschap en haar rijkdommen, die kan worden ontdekt door de beheersing van de taal. Het gaat niet alleen om een sober begrip als toegevoegde waarde op de arbeidsmarkt, maar ook om cultuur, toerisme, sport en vrijetijdsbesteding. Kortom, het gaat over het verdubbelen van alle positieve dingen die het leven te bieden heeft.

Door zich aan te sluiten bij het B Plus-pact voor België hebben negen politieke partijen zich ertoe verbonden het leren van de nationale talen te bevorderen. Ze hebben nu de kans om te laten zien dat ze deze verbintenis serieus nemen.