Op initiatief van B Plus verschijnt een vrije tribune in zowel De Tijd als L’Echo waarin 19 ondertekenaars pleiten tegen een splitsing van de gezondheidszorg en vóór herfederalisering. Het gaat voornamelijk om mensen uit de sector van de gezondheidszorg, artsen, academici, vertegenwoordigers van de drie vakbonden en mensen met beleidservaring, waaronder twee oud-ministers.

Als de coronacrisis ons iets heeft geleerd, is het wel dat de organisatie van de gezondheidszorg hopeloos versnipperd is geraakt. De zesde staatshervorming heeft de situatie nog fel verergerd. Na pleidooien vanuit verschillende partijen om minstens een deel van het gezondheidsbeleid terug federaal te maken, waren  we laatst vooral getuige van een hele reeks pleidooien voor een splitsing ervan. Het argument van de homogene bevoegdheidspakketten wordt vaak gehanteerd en dat is grotendeels ook terecht. Alleen aanvaardt niet iedereen dat dat kan leiden tot bevoegdheidsverschuivingen in de twee richtingen, dus óók terug naar het federale niveau.

Trouwens, inzake sociale zekerheid zouden zij die het hardst om homogene bevoegdheidspakketten schreeuwen, de grootste voorstanders van een herfederalisering van de reeds gesplitste delen van de gezondheidszorg moeten zijn. 80% van de sociale zekerheid is federaal. De gezondheidszorg behoort, net zoals de kinderbijslag, tot de kostencompenserende sociale zekerheid. Daarnaast staan de inkomstenvervangende takken zoals de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de pensioenen, de werkloosheid. Gezondheidszorg hangt sterk samen met de arbeidsongeschiktheidsverzekering. De arts die aan zijn patiënt een bepaald geneesmiddel of behandeling voorschrijft, zal in één adem dikwijls ook een attest van arbeidsongeschiktheid uitschrijven. Is het dan logisch om gezondheidszorg en arbeidsongeschiktheidsverzekering op twee verschillende niveaus te leggen?

In de traditionele partijen pleit niemand er momenteel echt voor om ook de arbeidsongeschiktheidsverzekering te splitsen, noch enige andere tak van de inkomensvervangende sociale zekerheid. Dat is iets waar we alleen maar achter kunnen staan. De federale solidariteit tussen mensen mag niet ondergraven worden. Het argument van de transfers is bedenkelijk. Transfers worden vanuit een bepaalde politieke hoek voorgesteld als bestaande tussen Vlaanderen en Wallonië. In werkelijkheid lopen ze echter niet van het ene Gewest naar het andere, maar wel van rijke naar arme gezinnen in dit land, van gezonden naar zieken, van actieven naar niet-actieven enz. Het bestaan van deze transfers is het wezen zelf van de sociale zekerheid. Zij garanderen het gelijkheidsbeginsel. Zo heeft de Belg die arbeidsongeschikt is, recht op een uitkering, begroot volgens uniforme maatstaven, ongeacht de taal die hij of zij spreekt. Hetzelfde voor de werkloosheid, de pensioenen, enz. … Dat is een gezond principe.

Het splitsen van de gezondheidszorg houdt echter in dat men de toepassing van het gelijkheidsbeginsel in deze tak van de sociale zekerheid zou verlaten. Immers, een splitsing houdt in dat de prijs van geneesmiddelen, van behandelingen bij geconventioneerde artsen, enz. … niet langer voor iedere Belg hetzelfde zal zijn.

Wij geloven niet in het compromis dat erin bestaat het gezondheidsbeleid te splitsen, terwijl de financiering federaal zou blijven. Zowel de efficiëntie als de beleidslogica vereisen immers dat het niveau dat instaat voor de financiering van de middelen hetzelfde is als datgene dat instaat voor de besteding ervan. Bovendien mag men niet naïef zijn. Het verdelen van de dotatie van de federale overheid aan de deelgebieden, dreigt problematisch te worden. Het is aartsmoeilijk om inzake gezondheidszorg echt objectieve verdelingscriteria vast te leggen. Vooral het meer nationalistisch ingesteld deel van de Vlaamse politiek heeft het al geruime tijd moeilijk met de nationale financiering van de solidariteit, in het bijzonder gelet op de grotere noden in het zuiden van het land. Denkt men echt dat dat zal verbeteren van zodra het gezondheidsbeleid gesplitst zal zijn, waarna de Vlamingen geen enkele impact meer zullen hebben op het beleid in Franstalig België? Zal al niet zeer snel de roep weerklinken om ook de financiering te splitsen omdat men meent dat Vlaanderen niet mee moet betalen voor wat men dan allicht het Franstalig wanbeleid zal noemen?  Een splitsing van het gezondheidsbeleid dreigt zo uiteindelijk de solidariteit tussen alle Belgen in de ganse sociale zekerheid te ondergraven, ook al zou men de financiering in eerste instantie federaal houden.

Een splitsing van de financiering zou inhouden dat het aantal leden dat de gezondheidskosten mee helpt dragen, quasi gehalveerd wordt. Dit terwijl de draagkracht van een zorgverzekering proportioneel is aan het aantal leden van de maatschappij die van dit systeem wenst te genieten. Zowel in private verzekeringen, als in de sociale zekerheid, heeft men er alle belang bij om ervoor te zorgen dat het aantal bijdragebetalers zo groot mogelijk is om de risico’s zo breed mogelijk te kunnen spreiden.

Voorstanders van een splitsing gaan uit van significante verschillen tussen Vlamingen en Walen. Maar zijn die wel groot genoeg om een dergelijke communautair geladen operatie te verantwoorden? En zijn er dan binnen Vlaanderen geen regionale verschillen misschien? De zogenaamde verschillende noden per regio mogen worden gerelativeerd. Ziektes trekken zich weinig aan van het verschil in gesproken taal en vermeende cultuur. Het klopt zeker dat de sociale context mee de impact van een chronische aandoening op het leven van de patiënt bepaalt. De impact van chronische artritis is voor een rijkere bediende anders dan voor een armere arbeider. Maar voor twee armere arbeiders die toevallig elk een andere landstaal spreken, lijkt ons dat verschil toch echt te klein om een splitsing van het beleid te verantwoorden.

Dat men in Wallonië sneller zou kiezen voor het ziekenhuis dan voor de huisarts, is evenmin een voldoende argument om te splitsen. Men kan even goed de zaak omdraaien: als wetenschappelijk zou zijn aangetoond dat de Vlaamse visie op eerstelijns gezondheidszorg de beste is, waarom zouden de Franstalige patiënten daar dan niet mee van mogen genieten?

Het circus rond de uitreiking van RIZIV-nummers voor artsen vormt voor velen een bijkomend argument tot regionalisering: quota werden federaal vastgelegd, maar de instroom werd door de Gemeenschappen georganiseerd. De bezwaren over een lakse Franstalige houding i.v.m. die instroom waren terecht. Maar de partijen die verantwoordelijk waren voor dergelijk beleid, hoefden nu eenmaal geen schrik te hebben voor stemmenverlies, omdat zij zich niet hoefden aan te bieden aan de Vlaamse kiezers. In een écht federaal land zou dit zomaar niet passeren en zouden alle studenten aan dezelfde regels onderworpen zijn.

Veruit het minst overtuigende argument pro splitsing van het gezondheidsbeleid is dat van de nabijheid bij de burger. Als er wetenschappelijke bewijzen zijn om het gezondheidsbeleid zo lokaal mogelijk te organiseren, moet men dat doen. Maar met “lokaal” en “dicht bij de burger” wordt dan wel bedoeld: wijken, dorpen, steden, provincies. De vertaling die sommige politici nu echter aan het lokale geven door dit te vertalen door “Gemeenschappen” of “Gewesten”, die dichter bij de burger zouden staan, is niet op wetenschappelijke, maar louter op politieke argumenten gestoeld. De federale overheid staat even dicht of even ver van de burger af dan het Gewest of de Gemeenschap. De gezondheidszorg wordt lokaal uitgevoerd en globaal onderzocht en bedacht (zgn. “glokalisering”). Daarom precies zou een herfederalisering gepaard moeten gaan met een permanente uitwisseling en delegatie van uitvoerende bevoegdheden aan het lokaal en provinciaal niveau.

In elk geval dienen bij een hervorming van de gezondheidszorg de 11,5 miljoen Belgische potentiële patiënten centraal te staan. Zij hebben geen boodschap aan kille, puur partijpolitieke machtsafwegingen en verdienen beter dan plastische vergelijkingen over tandpasta die niet meer terug in de tube zou kunnen of moeten worden geduwd (DS, 27 mei 2020). Het is vreemd om uitgerekend na de voorlopig ergste piek van de coronacrisis, die aantoonde dat versnippering een grote handicap is, terug zoveel pleidooien te horen voor net nog méér versnippering. Dat zelfs de grootste voorstanders van een splitsing de bal tijdens de pandemie in het kamp van de federale overheid legden, toont eigenlijk aan dat deze laatste de meest aangewezen overheid is om de bevoegdheid inzake gezondheidszorg naar zich toe te halen, ook in normale omstandigheden.

 

Deze open brief vanwege B Plus, werd mede ondertekend door:

Dr. Emmanuel André (Microbioloog, voormalig interfederaal woordvoerder Nationaal Crisiscentrum)
Jan-Piet Bauwens (BBTK, Federaal secretaris social profit)
Dr. Jacques Brotchi (Neurochirurg, Prof. Em. ULB, erevoorzitter Senaat)
Dr. Yves Coppieters (Prof. ULB)
Dr. Ben De Brucker (Voorzitter Symposium Medische Wereld)
Christian Deneve (Ere-directeur-generaal FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg)
Dr. Harrie Dewitte (gepensioneerd huisarts GVHV, coördinator coronateam regio Genk)
Henri Eisendrath (Prof. Em. VUB)
Dr. Walter Foulon (Prof. Em. VUB)
Dr. Reginald Moreels (oud-minister, oud-senator, humanitair arts)
Mark Selleslach (ACV-PULS, Algemeen coördinator non-profit)
Maxime Stroobant (Prof. Em. VUB, jurist, oud-senator)
Dr. Marleen Temmerman (Prof. Em. UGent, oud-senator, lid directiecomité UZ Gent),
Gert Van Hees (ACLVB, Sectorverantwoordelijke non-profit)
Marc Van Molle (Prof. VUB)
Dr. Marc Van Ranst (Viroloog, Prof. KULeuven)
Mieke Vogels (voormalig Vlaams minister Welzijn en Gezondheid, oud-senator)
Dr. Nini Vrijens (Prof. Dr. Em. medische geografie VUB)
Dr. Tom Zwaenepoel (Reumatoloog, directielid B Plus)