Een splitsing van de gezondheidszorg met behoud van federale solidariteit is ongetwijfeld goed bedoeld, maar in essentie dysfunctioneel. Men zwemt immers in een nationalistische fuik, waarbij solidariteit tussen mensen wordt vervangen door solidariteit tussen deelstaten. En dan is de splitsing van de sociale zekerheid niet veraf. Zo stelt Tom Zwaenepoel, lid van het directiecomité van B Plus.
Eind juli was het weer raak. De zoveelste discussie rondom artsenquota vervoegt de polonaise van communautair geladen berichtgeving over de Belgische gezondheidszorg. In het rijtje herkennen we ook de lagere screening op borstkanker in Franstalig België, het minder afsluiten van een globaal medisch dossier bij een huisarts aldaar en de lagere vaccinatiebereidheid in Brussel. Maar ook: de totale versplintering van ons gezondheidsbeleid, waarbij de acht ministers (en één staatssecretaris) niet goed wisten wat precies hun bevoegdheid was bij het beheren van de coronacrisis. Met als gevolg vertraging, terwijl net een snelle schakeling nodig was.
Hervormingen zijn aan de orde. Herfederalisering is voor velen niet langer taboe. Anderen wensen een radicale opdeling per gemeenschap, inclusief eigen financiering. Finaal ligt er ook een compromis op tafel, waarbij de deelstaten nagenoeg volledige bevoegdheid krijgen voor de uitoefening van het gezondheidsbeleid, met evenwel behoud van de federale solidariteit.
Regionaal beleid met behoud van federale solidariteit
De “Beleidsnota Gezondheidszorg: perspectief 2030” van professor Jan De Maeseneer is een voorbeeld van zo’n compromis. Om communautaire spanningen bij voorbaat te ontzenuwen, zal de verdeling van de federale portemonnee gebeuren via demografische en economische criteria: deelstaten met meer noden, zullen op objectieve basis meer middelen ontvangen. Verder wordt de keuze tussen twee verschillende systemen voor de Brusselaars vermeden, door de bevoegdheden van de Gemeenschappen naar de Gewesten over te hevelen.
Dat op deze wijze de pijler van onze federale samenleving, namelijk de solidariteit tussen de Belgen via een federale sociale zekerheid, behouden blijft, valt uiteraard toe te juichen.
Anderzijds: wie bepaalt die objectieve criteria en hun gewicht? De Maeseneer pleit voor beslissingen o.b.v. wetenschappelijke adviezen, maar te vrezen valt dat op het einde van de rit de politiek finaal de knoop zal moeten doorhakken. Zeker als die criteria ertoe zullen leiden dat bepaalde Gewesten een wel erg groot deel van de koek zullen ontvangen.
Net dit gegeven is de achilleshiel van alle compromismodellen. Dat Vlaams-nationalisten moeite hebben met de federale financiering van de solidariteit, is allang bekend. Denkt men echt dat dat zal verbeteren van zodra het gezondheidsbeleid gesplitst zal zijn, waarna de Vlamingen geen enkele impact meer zullen hebben op de Franstalige uitwerking ervan?
Objectieve criteria voor de verdeelsleutel zullen de roep tot effectieve splitsing van dit gedeelte van de sociale zekerheid dus niet kunnen tegenhouden. Integendeel.
De federale solidariteit mag niet in het gedrang komen
Met als gevolg dat in dit land het remgeld op geneesmiddelen, doktersbezoeken, ligdagtarieven,…zal gaan afhangen van de taal die men spreekt. En eens dit deel van de sociale zekerheid zal zijn gesplitst, hoe makkelijk zal het dan worden om de splitsing van de rest van de sociale zekerheid te verkopen?
Vrij makkelijk, gezien de solidariteit tussen mensen meer en meer zal worden vervangen door solidariteit tussen deelstaten. Clichés zijn er nu al genoeg, zoals het beeld van luie Franstaligen die vanuit hun hangmat, ongevaccineerd en zonder huisarts, jaarlijks zo’n slordige 6 à 7 miljard euro aan Vlaamse transfers ontvangen. Nochtans zijn er voldoende cijfers beschikbaar waaruit blijkt dat verschillen in transfers binnen de regio’s veel groter zijn dan de verschillen tussen de regio’s (Decoster en Sas, 2019).
Het gaat om mensen
Ook verschillen in beleid vallen te relativeren. Zo scoren de Gewesten gelijkaardig in organisatie van het multidisciplinair oncologisch consult, indicatoren voor patiëntgerichte zorg, percentage diabetespatiënten in een gecoördineerd traject… (KCE-jaarrapport 2019). En gezien verschillen in demografie en economie mee leiden tot een verschil in lokaal gezondheidsbeleid, is hun bestaan niet abnormaal.
Dat wordt het wel in het geval van misbruiken. Maar ook hier geldt dat responsabilisering dient te liggen bij mensen en organisaties (onderwijsinstellingen, ziekenhuizen…), en niet bij een Gemeenschap of Gewest, op geleide van (soms maligne) veralgemeningen.
Dit gezegd zijnde, getuigt het van zeer gebrekkige loyauteit dat de Franstalige beleidsmakers twintig jaar lang zo laks hebben omgesprongen met de handhaving van de federale artsenquota. En dit moet effectief worden afgestraft, in plaats van telkens gepardonneerd (of gekopieerd door de andere Gemeenschap).
Homogene bevoegdheidspakketten en tubes tandpasta
Voorstanders van verdere regionalisering halen aan dat er al heel wat gesplitst is, en dat de tandpasta niet meer terug in de tube kan worden geduwd. Homogene bevoegdheden moeten worden nagestreefd, dus een verdere opsplitsing is voor hen de enige weg voorwaarts. Wat men er niet bij vertelt, is dat de federale overheid nog beschikt over het grootste deel van het budget (de hoeveelheid tandpasta die dus nog in de tube zit). Verder getuigt het van een behoorlijke tunnelvisie om, na de traagheid die de huidige versplintering al met zich meebracht, voor verdere versplintering te pleiten, zelfs als dat gebeurt via een bijdehante badkamermetafoor.
Slagkrachtige federale overheid i.p.v. geregionaliseerde dysfunctionaliteit
Wij pleiten voor een herfederalisering van de gezondheidszorg, gekoppeld aan een meer slagkrachtige federale overheid. Wij staan daar trouwens verre van alleen in. De peiling van Ipsos (juni 2020) illustreert dat alvast 71% van de Belgen, waaronder ook een meerderheid van de Vlaams Belang en N-VA kiezers (70%, respectievelijk ruim 50%), hetzelfde wil. Net zoals een ruime meerderheid van 85% van ziekenhuisdirecteurs (80% Nederlandstalig, 90% Franstalig).
De Wetstraat mag deze belangrijke signalen niet langer negeren. Want op het einde van de rit staan de patiënt en de bedienaars van de gezondheidszorgen centraal, niet de puur partijpolitieke belangen en al zeker niet de moedertaal.