Het pleidooi van Egbert Lachaert (Open VLD) om het federale niveau te versterken komt niet zomaar uit de lucht vallen. Het is immers waanzin om voor “België 2.0” telkens weer de mosterd te gaan halen bij enkel maar meer autonomie voor de deelstaten (in ruil voor een flinke cheque) en een louter vrijwillig samenwerkingsfederalisme. Een 7e staatshervorming moet daarom doen wat nog niet eerder gedaan werd: het federale België sterker maken.
Er was een tijd dat meer autonomie voor de deelstaten het antwoord was op alle bestuurlijke ellende die de gemiddelde Belg maar kon overkomen. Gouden bergen werden ons beloofd, want wat we zelf zouden gaan doen, zouden we (véél) beter doen. Daarbij overigens niet langer gehinderd door een federale overheid, die zich als een hardleerse helikopterouder zou blijven bemoeien in het huishouden van de nieuwbakken jonkies.
Conflict? Crisis? Niemand (eind)verantwoordelijk
Want in tegenstelling tot normale federale staten zoals Duitsland, Canada en (jawel) Zwitserland, kent België geen normenhiërarchie. Normenhiërarchie houdt in dat een deelstaat niet zomaar wetgeving kan uitvaardigen, als deze ingaat tegen de federale wetgeving. Op dat moment moet deze laatste primeren.
In Duitsland heet dit principe “Bundesrecht bricht Landesrecht”, een voorrangsregel in geval van conflict. En België kent dat principe niet. Ons federalisme wordt dan ook gekenmerkt door exclusieve bevoegdheden. Ofwel is de ene overheid bevoegd, ofwel de andere. Maar ze kunnen niet samen bevoegd zijn. Onze staatsstructuur is doordrongen van de angst dat “de ander” medezeggenschap zou krijgen over het beleid in de eigen regio, ook al zou dat voor het algemeen belang niet zelden een goede zaak zijn. En dat is een handicap. Want door de exclusiviteit vervaagt ook dikwijls de noodzaak om dingen gemeenschappelijk te doen en om grensoverschrijdende contacten te blijven leggen. En als daarenboven niemand het laatste woord heeft om bijvoorbeeld belangenconflicten te beslechten, dan is niet alleen de versnippering compleet, maar dreigt ook echte verdeeldheid en blokkering. Het zijn de perfecte recepten voor het weinig vrolijk makende toneelstuk dat we de voorbije jaren met z’n allen, deels vanuit ons kot, hebben mogen aanschouwen: de aanslepende formatiegesprekken, de aanpak van de covid-crisis, de tenen krullende passage van de vier (?!) kibbelende Belgische klimaatministers op de conferentie in Madrid, het geneuzel over windmolens in de Noordzee, de chronisch recidiverende etterbuil van de quota op afstuderende huisartsen en specialisten…
Samenwerkingsfederalisme = lege doos
Als antwoord hierop in debatten of interviews in de laatste jaren, werd tot vervelens toe het woord “samenwerkingsfederalisme” in de mond genomen. Deze term is niet meer dan een lege doos, wanneer het ene bestuursniveau er een sport van lijkt te maken om het beleid te dwarsbomen dat men op een ander niveau tot stand wil brengen.
Hoongelach & intentieprocessen
Het pleidooi van Egbert Lachaert om het federale niveau te versterken verdient beter dan hoongelach of intentieprocessen die hem ervan beschuldigen plots unitarist te zijn geworden. Dat laatste is een klassieke poging om elk pro-Belgisch standpunt meteen in diskrediet te brengen. Lachaert heeft overigens uitdrukkelijk gesteld dat een vergroting van de autonomie van de deelgebieden voor hem zeker niet uitgesloten is. Alleen maakt hij daar geen fetisj meer van zoals sommigen nog steeds wél doen. En hij doorbreekt mee het taboe dat al jarenlang rust op herfederaliseren. Hij wil vooral ook nadenken over mechanismen om blokkeringen in ons land tegen te gaan.
Het is in dat kader dat hij het federale niveau via het Overlegcomité het laatste woord wil geven bij conflicten. Makkelijker gezegd dan gedaan, maar zijn voorstel heeft in elk geval de verdienste om erop gericht te zijn België beter te laten werken, in plaats van het uiteen te halen. Dat is verfrissend. En er bestaat bovendien een groot draagvlak voor. Egbert Lachaert heeft ook zeer goed begrepen dat hij duidelijkheid moet scheppen ten overstaan van de kiezer: daar staan de separatisten, hier staan wij. Voor de andere partijen geldt hetzelfde: als de verkiezingen van 2024 écht over de toekomst van België zullen gaan, dan zullen de partijen die daarover geen duidelijke stelling innemen, sowieso verliezen.
Dorpsstraat vs. Wetstraat
De focus op autonomie leidt al veel te lang weg van een meer essentiële vraag: hoe maken we van dit land een efficiënter geheel, waarbij de kwaliteit van dienstverlening de maat der dingen is? Hoe graag willen wij hierbij nog samenwerken?
Dat laatste is een noodzaak. Zo leren ons de laatste jaren de strijd tegen het terrorisme, de strijd tegen covid-19 en ook de strijd tegen de klimaatverandering. Dat zijn allemaal geen gevechten die we gaan winnen als we elkaar elk vanuit onze eigen taalbubbel blijven tegenwerken.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat een meerderheid van de Belgen, peiling na peiling, de wens uit om België in stand te houden. En tegenwoordig ook zeer overtuigend om naar méér België te gaan. De sterke winst voor N-VA en Vlaams Belang op 26 mei 2019 is een zwak tegenargument, aangezien het communautaire toen geen echt verkiezingsthema was. Want wat bleek: de politieke opvattingen van Vlamingen en Walen lagen veel dichter bij elkaar dan N-VA & co. willen doen geloven (RepResent consortium, juni 2019). Er zijn zeker wat verschillen in accenten en prioriteiten, maar de thema’s die beroerden waren dezelfde: migratie, werkgelegenheid, klimaat,... Ziehier de realiteit in de Dorpsstraat, die dus wel erg verschilt van deze in de Wetstraat.
Echte “federale” politici gevraagd
Een federale overheid als geloofwaardige scheidsrechter vereist natuurlijk wel federale politici die verantwoording moeten afleggen ten overstaan van iedere Belg. Met als gevolg partijen die in de verkiezingscampagne rekening houden met wat er leeft over het hele land, in plaats van de communautaire navelstaarderij die we vandaag nog al te dikwijls zien. Het federale niveau op sommige ogenblikken het laatste woord geven kan helpen om het land efficiënter en slagvaardiger te besturen, maar enkel als men ook dáár oog voor heeft en zich bereid toont in te grijpen.