Het recente pleidooi van Bart De Wever voor het samengaan van Vlaanderen en Nederland heeft tenminste het voordeel van de duidelijkheid. Zijn uitspraken ter zake passen ook in een verscherping van het communautair profiel van de N-VA de laatste weken. Of de gemiddelde Vlaming hier echt warm voor loopt, is dan weer iets anders.

Één in vreugde, één in verdriet

Ons land ziet zwaar af. De COVID-crisis is nog niet eens achter de rug of een nooit geziene overstromingsramp raakte ons midscheeps. Veel landgenoten lieten daarbij het leven. Anderen raakten gewond. Velen zijn nog steeds vermist. Huizen en straten werden herschapen tot oorlogszones. In al deze miserie is er ook een groot lichtpunt. Het wegspoelende water maakte plaats voor een immense golf van solidariteit. Van over heel het land stuurden mensen hulpgoederen, deden ze giften of gingen ze zelf ter plaatse de handen uit de mouwen steken om de mensen in nood te helpen. De dag van nationale rouw op 20 juli werkte helend, al zijn daarmee nog lang niet alle wonden geheeld, verre van. Maar heel België voelt wel mee de slachtoffers. En dat doet hen zichtbaar deugd. Taalaanhorigheid speelt geen enkele rol. Het is België op zijn best: niet alleen in vreugde, zoals bijvoorbeeld als de Rode Duivels winnen, maar ook in verdriet, zijn we uiteindelijk allemaal Belgen en solidair met elkaar.

Op naar een Vlaams-Nederlandse confederatie?

Uitgerekend op de dag van nationale rouw kwam N-VA-voorzitter Bart De Wever in Trends Talk op Kanaal Z met een pleidooi af om Vlaanderen en Nederland te laten samengaan in een nieuwe confederale staat. Hij verklaarde daarbij andermaal dat hij het beu was mee te blijven betalen voor de in het zuiden gemaakte keuzes, die door niemand in Vlaanderen gesteund zouden worden. Kwestie van timing in relatie tot de overstromingsramp kan dat tellen. Anderzijds is het voor een Vlaams-nationalist natuurlijk wel mooi meegenomen dat dit soort pleidooien in het nieuws komt rond de Belgische nationale feestdag.

Ten gronde viel hier en daar steun, maar ook hoongelach en vooral veel verbazing op te tekenen in reactie op zijn pleidooi om Vlaanderen bij Nederland te laten aansluiten. Voor iemand die al jaren strijdt tegen een vermeend Belgisch juk en pro Vlaamse onafhankelijkheid, doet het inderdaad zeer vreemd aan dat hij deze onafhankelijkheid, eens verworven, al meteen terug te grabbel zou gooien. Dat is dan natuurlijk nog geheel los van de werkelijkheid op het terrein, die duidelijk maakt dat Vlaanderen en Nederland eerder uiteengroeien, dan naar elkaar toekomen.

Tussen droom en werkelijkheid…

Eerder, in de Krant van West-Vlaanderen, beweerde De Wever nog dat wie niet inziet dat België volledig op is, ofwel niet nadenkt, ofwel niet oprecht is. De consensus daarover zou immers nog nooit zo groot geweest zijn. Daarmee gaat hij in tegen zowat alle onderzoeken en opiniepeilingen over de toekomst van België, die aantonen dat een zeer groot deel van de Belgen, óók de Vlamingen, niet wil dat het land zou uiteenvallen.

Laatst bleek integendeel zelfs dat een meerderheid van de Vlamingen het federale niveau eerder wil versterken. Welnu, als er iets is dat de Vlamingen nóg minder willen dan het uiteenvallen van België, dan is dat waarschijnlijk dat ze binnenkort deel zouden uitmaken van het Koninkrijk der Nederlanden. Men kan veel zeggen, maar wie voorhoudt dat de Vlamingen en de Nederlanders één volk zijn omdat ze dezelfde taal spreken, neemt zijn wensen voor werkelijkheid.

Slechte verliezer

De vraag is of hier aangehaalde uitlatingen niet aantonen dat De Wever meer en meer in zijn eigen, steeds kleiner wordende werkelijkheid leeft. Vraag is ook of uit zijn radicaliserende houding van de laatste weken niet vooral een vorm van onmacht blijkt. De N-VA staat federaal al geruime tijd buitenspel. En ofschoon De Wever daar zelf in zeer grote mate toe heeft bijgedragen, wordt met de dag duidelijker, dat hij het daar lastig mee heeft. Diezelfde onmacht blijkt ook uit zijn recente verklaring dat hij desnoods buiten de Grondwet zou treden om België op te breken en zijn confederale wensdroom te verwezenlijken. Zelfs burgerlijke onlusten ziet hij naar eigen zeggen tot de mogelijkheden behoren als die droom niet zou gerealiseerd worden. Zulke verklaringen, komende uit de mond van iemand die er vorige zomer niet in slaagde om een afdoende democratische meerderheid te verzamelen om zijn institutionele paradigmashift via legale weg te verwezenlijken, tonen in feite aan dat hij een slechte verliezer is.

Voordeel van de duidelijkheid

De radicalisering in de houding van Bart De Wever heeft tenminste het voordeel van de duidelijkheid. Dat het confederalisme voor de N-VA slechts een schaamlapje is voor separatisme, is de laatste dagen en weken immers meer dan ooit helder. Die helderheid is te verkiezen boven de dubbelzinnigheid die de N-VA cultiveerde in de aanloop naar de verkiezingen van 26 mei 2019. Zelfs het confederalisme kwam nagenoeg niet voor in de campagne, laat staan het separatisme. Anderzijds profileerden sommige N-VA-kopstukken zich bij wijlen zelfs sterk federaal. Jan Jambon bijvoorbeeld verklaarde in de studio’s van de VRT dat hij premier wilde worden en een beleid zou voeren dat overal geapprecieerd zou worden, van Oostende tot in Aarlen (Terzake, 18 april 2019). De inkt van de verkiezingsuitslag was echter nog maar nauwelijks droog, of het was voor de N-VA plots weer één en al confederalisme wat de klok sloeg. En alle stemmen die de partij vergaarde werden prompt, grotendeels ten onrechte, vertaald als een mandaat van de kiezer om België verder te verzwakken.

De bal ligt na de uitlatingen van De Wever echter meer dan ooit bij de andere, niet-nationalistische partijen. Zij moeten zijn ongelijk bewijzen. Hen wacht de opdracht om te bewijzen dat zij van België een goed draaiende machine kunnen maken, met respect voor eenieders verscheidenheid, maar tegelijk eendrachtig waar nodig.