Met een bijna bewonderenswaardige hardnekkigheid kondigen sommigen al ruim dertig jaar het nakende einde van België aan en dringen zij aan op de aanhechting van Wallonië bij Frankrijk die zich bijgevolg zou opdringen.
In een recente opiniebijdrage die op 23 juni op LeVif.be werd gepubliceerd, herhaalt Jules Gheude deze geloofsbelijdenis. Gaat het om een objectieve analyse van de politieke realiteit van dit land of gaat het eerder om een wensdroom om de profetie en de wens van wijlen François Perin in vervulling te zien gaan?
Het "voortbestaan van het Koninkrijk België" staat al vele, vele jaren op het spel. Bij elke politieke crisis - en God weet dat die (te) dikwijls voorkomen - wordt hetzelfde discours gevoerd over de blokkering van de instellingen en het voortbestaan van het ons land. Vroeger voorspelden buitenlandse waarnemers dat België Leopold I niet lang zou overleven vanwege de onbeheersbare spanningen tussen ... katholieken en liberalen. Het moet gezegd: in België gaan we dikwijls van crisis tot crisis. Het land wordt zeker niet altijd op de meest efficiënte wijze bestuurd. En vaak is er sprake van institutioneel oplapwerk. Maar België bestaat nog wel steeds.
Dit discours is het zoveelste bedrijf van een beproefde strategie van de Waalse Beweging: hard werken aan de ontmanteling van België en tegelijkertijd de Vlamingen er de schuld voor geven. Daartoe probeert men de Waalse publieke opinie ervan te overtuigen dat het geen zin heeft om op de toekomst van België te rekenen, want de Vlamingen bereiden zich voor om toch te vertrekken en niets zal hen tegenhouden. Tegenover deze Vlaamse volkswil die, indien niet als unaniem, dan toch minstens als meerderheidsopvatting wordt voorgesteld, zouden de Walen geen andere keuze hebben dan zich voor te bereiden op de aanhechting bij Frankrijk, in een formule die nog moet worden gedefinieerd. Af en toe zal men ook de ene of de andere speculatie toevoegen over een op grond van het Franse grondwettelijk recht bestaande mogelijkheid om Wallonië in de Republiek te verwelkomen en het tegelijkertijd toch een relatieve autonomie te verlenen. De Waalse geesten zijn dus voorbereid op een breuk die wordt voorgesteld als iets wat ze moeten ondergaan zonder het te wensen. Niettemin zou de breuk onvermijdelijk zijn "omwille van de Vlamingen". De oplossing bestaat dan in iets waarvan hoogstens een handvol francofielen droomt: de aanhechting van Wallonië bij een Franse Republiek waarmee het geen enkele historische band heeft.
Deze strategie is zeer bedenkelijk. Er is geen eensgezindheid in Vlaanderen om het einde van België af te kondigen. Er is niet eens een meerderheid voor. Hoewel er duidelijk goede redenen zijn om zich zorgen te maken over de toekomst van het land, heeft het geen enkele zin om mensen angst aan te jagen en de gemoederen te verhitten. De Vlaamse onafhankelijkheidsstrijders vertegenwoordigen 16% van de bevolking, een cijfer dat al vele jaren stabiel is. Het gaat om een zeer actieve minderheid met een onevenredig grote politieke vertegenwoordiging. Maar het blijft een minderheid.
De carrièreperspectieven van Vlaamse politici en kabinetsmedewerkers op federaal niveau zijn niet minder dan die van hun Franstalige collega's. Zij hebben niet meer reden dan deze laatste om deze massa aan potentiële kansen en in te vullen mandaten te laten verdwijnen.
Het Vlaams Parlement verdient erkenning en respect, maar het heeft geen enkele legitimiteit om de Vlaamse onafhankelijkheid eenzijdig uit te roepen, laat staan om Brussel mee te nemen. Het beschikt eenvoudigweg niet over de bevoegdheid om dit te doen. Zelfs dan nog, zou het ongetwijfeld op zoek moeten gaan naar een onvindbare tweederdemeerderheid die nodig is voor elke institutionele hervorming. Bovendien zou een dergelijke beslissing, indien ze eenzijdig zou uitgaan van het Vlaams Parlement, zo duidelijk ongrondwettelijk zijn dat het zich daarmee buiten de wet zou plaatsen, aangezien het de voorkeur zou geven aan een revolutie boven de rechtsstaat.
Een eenzijdige afkondiging van de Vlaamse onafhankelijkheid zou Vlaanderen in een situatie brengen die zeer vergelijkbaar is met die van Catolonië. Noch de omvang van het betrokken grondgebied, noch het bevolkingsaantal zijn hier van belang, maar wel de - vanuit juridisch oogpunt - grondwettigheid van de beslissing en het - vanuit politiek oogpunt - belang dat onze Europese partners al dan niet zouden hebben bij de erkenning de nieuwbakken Vlaamse staat. Noch Catalonië, noch Vlaanderen hebben het recht om zich eenzijdig af te scheiden. Net zoals Catalonië, zou ook een onafhankelijk Vlaanderen geen bondgenoten in de Europese Unie vinden om zijn zaak te steunen. De grote lidstaten willen een dergelijke instabiliteit in het hart van Europa niet en staan al helemaal huiverachtig tegen separatistische bewegingen binnen hun eigen grenzen, die zij zeker niet willen aanmoedigen. Onafhankelijkheid door eenzijdige afkondiging is een doodlopende straat. De meeste van onze noordelijke landgenoten zijn zich daar terdege van bewust.
Eerder dan aan te zetten tot wanhoop, zijn er in de huidige crisis diverse positieve signalen die eerder hoopvol zouden moeten stemmen. In Vlaanderen gaan namelijk steeds meer stemmen op voor de herfederalisering van bepaalde bevoegdheden. Uit een zeer recent onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat een meerderheid van de Vlamingen voorstander is van de herfederalisering van de gezondheidszorg. Dat is zelfs onder de kiezers van de N-VA en het Vlaams Belang het geval. Een dergelijk discours was tien jaar geleden nog nauwelijks denkbaar. De verkiezingsuitslagen maken duidelijk hoe weinig belang de kiezers in het stemhokje hechten aan institutionele zaken. Het valt te verhopen dat, als de verkiezingen in de toekomst expliciet over institutionele kwesties zouden gaan, of zelfs over het voortbestaan van het Koninkrijk, de kiezers in zowel het Noorden als het Zuiden hun stem zouden geven aan partijen die duidelijk pro-Belgisch zijn. Zulke verkiezingen zouden zelfs de meest dubbelzinnige partijen dwingen om eindelijk een duidelijk standpunt in te nemen over deze kwestie.
Het is beslist te vroeg om te dromen over een Wallonië als zesennegentigste departement van de naburige Republiek. De tijd is daarentegen méér dan rijp om het economisch herstel van Wallonië, waarvan de vertraging een bron van veel spanningen tussen de gemeenschappen is, serieus aan te pakken. De tijd is ook gekomen voor jonge Walen om onze landgenoten uit het Noorden te leren kennen en waarderen, met name door te investeren in het leren van Nederlands. Bovenal is de tijd gekomen om de Belgische instellingen eindelijk te rationaliseren en de federale overheid op te waarderen, zeker nu de recente gebeurtenissen hebben aangetoond dat deze het meest geëigend is om met crisissituaties om te gaan en de burgers alsdan het meest gebaat zijn met een eenheid van commando.