'Deze complexe situatie van vandaag staat haaks op de oorspronkelijke doelstelling om bevoegdheden dichter bij de burger te brengen', schrijft Ludwig Vandenhove, die oproept om de verschillende staatshervormingen tegen het licht te houden.
België is een ongelooflijk ingewikkeld land geworden. Wie dat niet merkt, is stekeblind. Dat geldt voor de bevolking, maar zeker voor politici, die elke dag met hun neus op de feiten zitten. Kortom, de overheid of beter overheden, moeten éénvoudiger en transparanter worden. Dat is alvast altijd één van de uitganspunten van B Plus geweest.
Wat zal de huidige regeringsvorming brengen? Komt het tot een akkoord tussen de N-VA en de socialistische familie, en welke rol is er nog weggelegd voor de liberalen? Akkoord of geen akkoord, regering of geen regering, op korte termijn kunnen geen structurele hervormingen gebeuren, ook al niet omdat er geen mogelijkheid is om de grondwet te wijzigen. Mij lijkt een goed voorstel om tegen 2024, als er normaal opnieuw Europese, federale en Vlaamse verkiezingen zijn, een kader uit te werken waarbinnen zulke hervormingen alsnog kunnen plaatsvinden. We moeten niet altijd opnieuw het warm water uitvinden. Het voorstel dat momenteel in de Senaat ligt, kan daartoe een goede basis zijn.
Voorstel Senaat
De achtereenvolgende staatshervormingen hebben heel wat sporen nagelaten, er werden telkens deeloplossingen gezocht zonder het geheel te bekijken. In de Senaat ligt er op dit ogenblik een 'Verzoek tot het opstellen van een informatieverslag betreffende de evaluatie van de staatkundige hervormingen sedert 1970, met het oog op een inventarisatie van en een onderzoek naar een efficiëntere en effectievere bevoegdheidsverdeling, werking van de instellingen en samenwerking tussen de federale overheid, de Gemeenschappen en de Gewesten'.
Er is in de media, maar ook in de politiek spijtig genoeg weinig te doen over dit voorstel om de achtereenvolgende staatshervormingen tegen het licht te houden. Wellicht heeft dat te maken met het feit dat 'het maar uit de Senaat komt'. Er kan vast en zeker een discussie gevoerd worden over het nut van de Senaat, maar dat is een ander debat.
Binnen de huidige staatsstructuur is de Senaat in de gegeven omstandigheden het geëigende orgaan om dit soort punten te behandelen. Maar een dergelijke evaluatie moet nu éénmaal ergens beginnen.
Er zijn sinds 1970 zes hervormingen doorgevoerd, waarbij steeds bevoegdheden zijn overgeheveld van de Federale Staat naar de Gewesten en Gemeenschappen, die een belangrijke mate aan bestuurlijke autonomie verwierven op talrijke beleidsdomeinen. Gemeenschappen en Gewesten kregen eveneens eigen instellingen. Oorspronkelijk ging het om persoonsgebonden bevoegdheden (taal en cultuur) voor de grote taalgemeenschappen in ons land. Geleidelijk kwam er tevens aandacht voor de plaatsgebonden bevoegdheden, die aan de Gewesten toebehoren.
Op federaal niveau werd gezocht naar mechanismen om het evenwicht en wederzijds respect te vrijwaren tussen de grote gemeenschappen. Er kwamen (grond)wettelijke mechanismen om geen enkele gemeenschap te discrimineren en om belangrijke belangenconflicten op te lossen (het Grondwettelijk Hof; alarmbelprocedures; ect.).
De Belgische Federale Staat is op die manier een ingewikkelde constructie van publieke instellingen en overheden geworden. Deze complexe situatie staat haaks op de oorspronkelijke doelstelling om bevoegdheden dichter bij de burger te brengen en grote evenwichten te realiseren tussen de verschillende Gemeenschappen en Gewesten. Ze leidt bovendien tot een onvoldoende effectief en efficiënt beleid.
Denk maar aan de rol van Brussel als hoofdstad van de federatie en van de Franse en Vlaamse gemeenschap. Die is in de loop der tijden gewijzigd.
Tot slot speelt deze interne Belgische hervorming zich af tegenover een grote Europese hervorming.
Eerste evaluatie?
Voor deze evaluatie nu kan van dezelfde uitgangspunten vertrokken worden als tussen 1996 en 1999, toen al eens een poging ondernomen werd in de Senaat ('Evaluatie van de werking van de federale structuren').
Sindsdien zijn er nog drie staatshervormingen uitgevoerd: het Sint-Michielsakkoord (zittingsperiode 1995-1999), het Lambertmondakkoord ( zittingsperiode 1999-2003) en het Vlinderakkoord (zittingsperiode 2010-2014).
Een nieuwe evaluatie dringt zich dus meer dan ooit op. Voor het eerst wordt er immers door de meeste politieke partijen terecht gesproken over herfederaliseren, en niet meer enkel over het verder opsplitsen van bevoegdheden. Daartegenover maakt de grootste partij in Vlaanderen, de N-VA, er een punt van België om te vormen tot een confederatie, een louter ideologisch standpunt. Effectiviteit, efficiëntie, hoe de burgers het best gediend worden met zo weinig mogelijk belastinggeld komt bij hen niet aan bod. Nochtans moeten dit juist de uitganspunten zijn: een inventaris opmaken van de huidige knelpunten, die een oplossing vereisen in de toekomst.
Deze oefening -vanop afstand en zonder taboes- moet uitgaan van een meer effectieve en meer efficiënte dienstverlening voor alle Belgen en een poging om de rol van de diverse overheden beter te vertalen naar de burger. Elke burger en elke overheid zijn gebaat bij een transparant en logisch geheel.
Het kan niet de bedoeling zijn om een nieuwe staatshervorming uit te werken, wel om in alle objectiviteit de huidige staatkundige constructie te evalueren, knelpunten bloot te leggen en mogelijke toekomstscenario's uit te tekenen.
Vermits uit alle enquêtes blijkt dat een meerderheid van de bevolking, ook in alle taalgroepen, voor het behoud van België is, moet deze aanpak normalerwijze de goedkeuring kunnen wegdragen van een ruime een democratische meerderheid. Uit postelectoraal onderzoek van de verkiezingen van zondag 26 mei 2019 blijkt dat amper 16 procent van de Vlaamse kiezers 'onafhankelijkheid' wil. Meer nog, 12 procent van de N-VA stemmers is voor een unitair België, bij Vlaams Belang is dat zelfs 22 procent.
Aan de slag
Los van de huidige regeringsvorming, lijkt deze aanpak aan te bevelen. De politiek moet dan wel de moed hebben om grondig te werk te gaan en om voldoende tijd uit te trekken. Als deadline lijken de volgende parlementsverkiezingen van 2024 mij een realistisch en haalbare timing.
Als de Senaat als onvoldoende representatief zou bevonden worden voor zo een fundamentele oefening, kan daar nog altijd aan gesleuteld worden. Bijvoorbeeld met betrokkenheid van de diverse regeringen en parlementen en wetenschappelijke instellingen en/of universiteiten. Waar wachten we op? De boodschap is duidelijk: aan de slag.