In Le Soir van 24 juli wordt bericht over spanningen tussen de minister van Justitie en de officiële vertegenwoordiging van de Islam bij de Belgische overheid. Hierover bevraagd, wijst historica Caroline Sägesser terecht op de ondoorzichtige bevoegdheidsverdeling op vlak van erediensten en levensbeschouwingen in België. Zij voegt eraan toe dat dit in de meeste andere federale staten een bevoegdheid van de deelstaten zou zijn. Volgens haar zouden er ook in België goede argumenten zijn om deze bevoegdheid aan de regio’s toe te kennen. Er zijn echter wel redenen om eraan te twijfelen of een regionalisering wel opportuun zou zijn.

Federalisme en religieuze diversiteit

In tegenstelling tot wat mevrouw Sägesser voorhoudt, is het niet zo dat het in federale landen de regel zou zijn dat de bevoegdheid inzake erediensten toekomt aan de deelgebieden. Enkel in Zwitserland bepaalt artikel 72 van de federale grondwet duidelijk als principe : « De verhoudingen tussen Kerk en Staat wordt geregeld door de kantons». Deze bevoegdheidstoewijzing aan de kantons is echter te nuanceren, omdat hetzelfde artikel eraan toevoegt dat de federale overheid bevoegd is om “maatregelen te treffen om de goede verstandhouding tussen de leden van de diverse geloofsgemeenschappen te bevorderen ». Er zijn verder ook nog andere grondwetsartikelen die de erediensten betreffen. Zo voorziet artikel 15 in de godsdienstvrijheid, en meer bepaald in de vrijheid om geen enkel onderricht te krijgen op vlak van welke religie dan ook (terwijl onderwijs in principe een kantonnale bevoegdheid is).

En verder stellen we vast dat de grondwet van de Bondsrepubliek Duitsland expliciet verwijst naar de centralistische bepalingen van de Weimarrepubliek ter zake, ook al is niet expliciet voorzien dat de federale overheid bevoegd is. De Oostenrijkse en Zuid-Afrikaanse grondwetten wijzen de bevoegdheid ter zake dan wel weer expliciet toe aan de federale overheid. Dat wil niet zeggen dat de deelgebieden geen enkele onrechtstreekse invloed zouden uitoefenen via andere bevoegdheden (zoals bijvoorbeeld onderwijs of media). Deze invloed van de deelgebieden kan zelfs belangrijk zijn, maar de kern van de materie is niettemin een federale bevoegdheid.

De bevoegdheid inzake erediensten in België

In onze contreien moet erop gewezen worden dat het beleid inzake erediensten de omvorming van België tot een federale staat heeft ondergaan zonder daar eigenlijk echt bij betrokken te worden. Het is slechts door toewijzing van andere bevoegdheden aan de gewesten en gemeenschappen dat het beleid inzake erediensten onrechtstreeks werd beïnvloed door de hervorming van de instellingen. De toewijzing aan de gemeenschappen in 1989 van de bevoegdheid inzake onderwijs verschafte aan deze laatsten de bevoegdheid om godsdienstonderwijs in te richten in het officieel onderwijs. De toewijzing aan de gewesten van de organieke wetgeving van de gemeenten in 2002 bracht met zich mee dat die gewesten ook bevoegd werden inzake het beheer van de temporaliën van de erediensten. Bij deze gelegenheid werd wel de erkenning van de erediensten en ook de wedden van de bedienaars van de erediensten uitdrukkelijk voorbehouden aan de federale overheid. Tenslotte valt ook het statuut van organisaties van de georganiseerde vrijzinnigheid (waar we binnenkort deze van het boeddhisme aan zullen moeten toevoegen) ook onder de bevoegdheid van de federale wetgever. Hetzelfde geldt voor wat betreft de grondwettelijk gewaarborgde vrijheid van eredienst als zodanig.

Een dergelijke versnippering van bevoegdheden heeft natuurlijk een negatief effect op de efficiëntie van het optreden van de overheid. In deze materie, zoals ook in anderen, is het dan ook legitiem zich af te vragen of een rationalisering niet op zijn plaats zou zijn. Het goede antwoord schuilt echter niet noodzakelijk in de Pavloviaanse reflex van de Belgische politiek om dan maar de ganse materie te regionaliseren omdat ze vandaag ook al deels geregionaliseerd is.

Regionalisering of herfederalisering ?

Het Belgische beleid inzake erediensten, trapt dat echt op zijn laatste adem, zoals mevrouw Sägesser stelt? Misschien. Het gebrek aan transparantie en het arbitrair karakter ervan staan onder druk door rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en een hervorming dringt zich dus op. Vanuit Europees perspectief is het echter zonder belang op welk niveau een wetgeving die beter beantwoordt aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens precies tot stand komt. De gewesten en de gemeenschappen zijn daar op zich niet beter voor geplaatst dan de federale overheid.

Als de wil echt bestaat om het Belgische beleid inzake erediensten in overeenstemming te brengen met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en om bij te dragen tot een slagvaardige overheid, dan zou eerder een herfederalisering overwogen moeten worden.

Vanuit het perspectief van de modernisering van de eredienstenregeling en de overeenstemming met de eisen die gesteld worden door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, is het duidelijk dat er meer garanties op een goed resultaat zijn wanneer slechts één wetgever de zaak in handen neemt voor gans België, dan wanneer elk van onze drie gewesten een eigen regeling zouden uitwerken in verdeelde slagorde. Het zou op zich al volstaan dat één van hen de zaak zou laten aanslepen opdat België nog steeds in gebreke zou worden geacht te zijn met het respecteren van zijn internationale verplichtingen.

We mogen vanuit de bezorgdheid om een slagkrachtige overheid te hebben ook niet vergeten dat de gewesten maar een beperkte bevoegdheid hebben gekregen inzake erediensten : deze van de instellingen belast met het beheer van de temporaliën van de erkende erediensten (hetzij de kerfabrieken van de katholieke eredienst en hun equivalenten voor andere erediensten). Al de rest behoort toe aan de federale overheid. Juridisch gezien zou het dus rationeler zijn om de beperkte toewijzing aan de gewesten ongedaan te maken en terug bij de federale overheid onder te brengen. Eerder dan de gewesten alle bevoegdheden ter zake toe te wijzen die ten andere maar moeilijk af te bakenen zijn. Ook praktisch gezien zou een herfederalisering verantwoord zijn. Actueel zijn er zes officieel erkende erediensten in België. Denkt men werkelijk dat het optreden van de overheid efficiënter zal worden wanneer dit aantal van het ene gewest tot het andere zou gaan verschillen, en er bijvoorbeeld bepaalde erediensten zouden zijn die erkend zouden zijn in Vlaanderen, maar niet in Wallonië of in Brussel, of omgekeerd? Denkt men echt dat het de efficiëntie zou bevorderen, mocht eenzelfde eredienst bijvoorbeeld een ander representatief orgaan hebben in elke regio van ons land ?

Het is niet zonder reden dat de georganiseerde vrijzinnigheid in België absoluut geen vragende partij is voor een regionalisering van haar instanties, noch de Boeddhistische Unie van België, die haar erkenning als niet-confessionele eredienst heeft aangevraagd bij de federale overheid. Het federaal karakter van de bevoegdheid op dit vlak biedt meer garantie op een eenvormige bescherming, ook qua organisatie en qua financiering, voor het ganse grondgebied. Dit biedt tevens een grotere vrijheid om zich territoriaal te organiseren zonder rekening te moeten houden met de gewestgrenzen, vrijheid die aan de zes erkende erediensten reeds ontnomen werd door de regionalisering van het beheer van hun temporaliën. Vanuit het perspectief van vrijheid van godsdienst en gelijke behandeling van de erkende erediensten, zou een herfederalisering ook belangrijke voordelen bieden.

De rationalisering van de bevoegdheid inzake erediensten is een legitiem streven. In deze discussie wegen de argumenten pro herfederalisering echter duidelijk zwaarder dan deze voor een doorgedreven regionalisering.